
Acht, ietwat gezette, dames komen in mijn keuken koken. En dat daarna opeten.
Schorseneertje hier, pastinaakje daar, snufje kreeftennagel.
In paniek mijn moeder gebeld. Heel mijn leven al mijn Reddende Engel.
Ik mag bij haar eten. Pannenkoeken met stroop.
Ik zie de jalourse blikken van de eetclub al voor me.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten